Brood op de plank

De molen ‘Windlust’

Voor meer informatie over molen Windlust, klik op deze link.

In 1622 woonden in het gebied van Nootdorp (voor de fusie met Pijnacker) zo’n 450 tot 500 mensen, verdeeld over Nootdorp met 28 huizen, Nieuweveen 39 en Hoogeveen 18 huizen. Het is dus niet verbazend dat er omstreeks 1600 behoefte was aan een molen om graan te malen voor het dagelijks brood. In 1622 kregen Hendrick en Maertijn Jacobsz, twee broers, van de graaf van Holland het windrecht voor een korenmolen. Zij kozen voor een plek aan een weg én een vaart, waar geen huizen stonden met een ongehinderde windvang. Op de plek waar u nu staat, liep in die tijd ook een waterweg die aansloot op de Tweemolentjesvaart naar Delft. Zij bouwden een wipmolen langs de ‘Heerenwegh’, zoals de Oudeweg toen werd genoemd. Hendrick werd de eerste molenaar in Nootdorp. Hij overleed in 1647.

In 1880 kocht Huibert Blonk uit Zegwaart bij Zoetermeer de toen al ruim 150 jaar oude wipmolen. Vijf jaar later besloot hij de oude wipmolen af te breken. Hij bouwde een achtkantige stenen onderbouw, waarvoor de eerste steen werd gelegd door zijn 5 jarige jongste zoon Leendert. Daarop liet hij de houten molen ‘Windlust’ uit Delft plaatsen, die hij daar had gekocht. Die houten bovenbouw was daar toen al 100 jaar in gebruik als run-, vol- en snuifmolen. In juli 1885 brak de Nootdorpse molenmaker Daniël Groenenwegen de bovenbouw af en liet de materialen per schip naar Nootdorp brengen. In augustus 1885 begon de opbouw van het houten deel van de molen. Arend Blonk, de zoon van Huibert, ging de nieuwe molen malen.

Nauwelijks een jaar later overleed Huibert Blonk ten gevolge van een ongeval, toen hij op weg was van Nootdorp naar huis. Arend Blonk, die aan de Geerweg woonde, zette het bedrijf voort. Na het overlijden van Arend in 1898, kwam de molen in handen van Arie (Voorwinden) Verploegh. Hij bouwde in 1906 de graanschuur, die momenteel in gebruik is als drink- en eetgelegenheid. In 1919 verkocht Verploegh de molen aan de protestantse Coöperatie Ons Belang. In 1922 werd Hendrik Jongste molenaar. Hij huurde de opstallen tot 1955, waarna hij eigenaar werd.

Hendrik Jongste in 1947 met zijn kleindochter Adri Zonderop en een bezoekster uit de VS

Hendrik Jongste in 1947 met zijn kleindochter Adri Zonderop en een bezoekster uit de VS

Op 9 april 1947 ontving Hendrik Jongste uit handen van burgemeester Schölvinck een bord met de bedanktekst ‘Hulde aan de molenaar; altijd stond hij voor Nootdorp klaar’. Het was een waardering voor alles wat hij voor de Nootdorpse bevolking had gedaan in de Hongerwinter 1944-1945. Hij bedong in de oorlog bij de klanten dat hij van elke zak meel een schep voor de molenaar mocht nemen. Op deze manier bouwde hij een voorraad op, waarmee hij weer mensen kon helpen. Zijn dochter Marie Zonderop-Jongste herinnert zich ‘dat haar moeder op een potkacheltje vaak een pannetje pap maakte. Als er dan hongerige mensen langskwamen, kregen zij een bordje pap van haar. Mijn vader voorzag veel mensen van gratis meel, want hij wilde niet rijk worden van andermans ellende.’

Vanaf het overlijden van Hendrik Jongste, de laatste molenaar, in 1963 raakte de molen in slechte staat. In 1974 kocht het echtpaar De Wolf-van Domburg de molen, het huis en de graanschuur. Pas in 1986 begon de echte restauratie en in 1989 was deze klaar. In 2008 nam de Stichting Vrienden van de Windlust de molen en graanschuur over.

De Geerweg

De Geerweg is een van de oudste wegen van Nootdorp en dateert uit de ontginningsperiode rond 1200. De weg liep langs een sloot van waaruit het water uit het moerassig gebied (‘geer’) werd afgevoerd. Tot in de jaren vijftig van de 20e eeuw was er in de Oudeweg bij de molen een brug, die dit water verbond met de tocht langs de Oudeweg. Tot 1936 was die brug van hout. In dat jaar werd die vervangen door een brug van beton en zes meter breed.

De Geerweg was tot medio de 20e eeuw eigenlijk niet meer dan een zandpad. De Geerweg van nu is een stuk korter dan vroeger. Toen liep deze door tot aan de kade van de Notwegh, nu de Langelandseweg. Tot in de 19e eeuw werden de huizen langs de Geerweg ook aangeduid met Achterbuurt of ook wel Kalisbuurt. Het woord ‘kalis’ werd vroeger gebruikt voor zigeuner.

Tot ongeveer 1880 stonden enkele arbeiderswoningen op de hoek van de Geerweg en de Oudeweg. De Geerweg was echt een plek voor (veen-)arbeiders. Sommige woninkjes werden verbouwd tot een boerderij. Aan de linkerkant van de Geerweg werd in 1862 door Marinus van Vliet een boerderij gebouwd. Deze werd van 1880 tot 1983 bewoond door de families Van Dijk en Spruit. Toen werd het woonhuis afgebroken, enkele jaren later ook de stal en de schuren. Op de plek waar nu een woonhuis staat aan de rechterkant van de Geerweg stonden tot omstreeks 1880 ook arbeiderswoninkjes. In 1900 werd hier een nieuwe boerderij gebouwd, waar drie generaties van de familie ‘t Hart hebben gewoond. Deze boerderij werd in 1968 afgebroken.

Boerderij bewoond door Gabriël van Dijk en Wilhelmina Voskuijl. Op de palen links en rechts van de toegang stond de spreuk ‘Door Gods Hand” en “Hou ik stand.’ Op de foto Wilhelmina Voskuijl met haar dochters Clementia Adriana (Mengs) en Catharina Alida (Ka). (foto 1906)