De Reformatie

Nootdorp en de Reformatie

De gebeurtenissen in Holland tussen 1570 en 1590, in de periode waarin de Reformatie gestalte kreeg, hebben tot op de dag van vandaag hun sporen nagelaten in de sociale en staatrechtelijke structuur van ons land. Hoe verliep nu die Reformatie, hoe ging die in Nootdorp? Zijn die gebeurtenissen ook in Nootdorp zichtbaar?

Holland tussen 1570 en 1575
De periode tussen 1570 – 1575 was een van de woeligste perioden van de 80-jarige oorlog. De Spaanse machtshebbers riepen steeds meer weerstand op in de hogere standen. De onvrede van de stadsbestuurders en de gewestelijke bestuurders tegen was hoog. Zij streefden naar meer vrijheid en onafhankelijkheid. Die oppositie kon rekenen op steun van de ontevredenen uit de reformatorische beweging in de steden, die reeds in de lange hete zomer van 1566 tot de beruchte Beeldenstorm had geleid.

De Beeldenstorm in beeld gebracht.

De Beeldenstorm in beeld gebracht door Jan Luyken

Deze meer volkse beweging werd geleid door zelfbewuste priesters en predikanten, die zich inzetten voor een modernisering van het geloof en de inhaligheid van veel katholieke geestelijken in die tijd. De streng katholieke Spaanse vorst Filips II dreef met zijn onverdraagzaamheid tegen al wat ketters was, het politieke en godsdienstige verzet binnen Holland in elkaars armen. Het schrikbewind van de landvoogd, de Hertog van Alva, en zijn vervolging van de protestantse burgers deden de rest. Het leidde tot de Opstand van de Provinciale Staten van Holland in 1572.

De Hertog van Alva

De Hertog van Alva (1507-1582)

In alle Hollandse steden die de zijde van de Opstand hadden gekozen, keerden kleine maar goed georganiseerde groepjes van gereformeerden zich tegen de katholieke religie: in de meeste steden kregen zij het voor elkaar dat geestelijken werden verjaagd en kloosters gesloten. Zij eisten de belangrijkste kerken op voor eigen gebruik.

Ook Willem van Oranje ontkwam niet aan dit proces. Onder invloed van zijn Delftse vriend Cornelis Musius, een katholiek pater en humanist, benadrukte hij aanvankelijk de staatsrechtelijke vrijheid van godsdienst. In december 1572 deed hij vanuit zijn woonplaats Delft nog een uiterste poging om een vorm van religievrede te handhaven, vlak na de beestachtige moord op zijn vriend Musius door de geuzen.

Noud - 04 - Cornelis Musius aCornelis Musius wordt afgevoerd naar Leiden en opgehangen.
(gravure van een anonieme kunstenaar).
Noud - 04 - Cornelis Musius b

Plakkaat uit 1571

Plakkaat uit 1571, onder meer over de Tiende Penning, een belasting die de spanning verder deed oplopen.

Willem van Oranje (1533-1584)

Willem van Oranje (1533-1584)

Gefrustreerd over de zware verliezen bij pogingen om de Spaanse belegering van Haarlem te breken, ontketenden een groepje fanatieke opstandelingen op 23 april 1573 in Delft een nieuwe Beeldenstorm, die minstens zo heftig was als die van acht jaar daarvoor. Door deze ontwikkelingen werd Willem van Oranje gedwongen ook op het godsdienstige vlak kleur te bekennen: in dat jaar nam hij voor het eerst deel aan de Avondmaalsviering. Met instemming van de prins vaardigden de Staten van Holland in 1573 voor het hele gewest Holland een officieel verbod uit op de openbare uitoefening van de rooms-katholieke religie en werden alle kerken, kloosters en het grondbezit van de katholieke kerk onteigend. De gereformeerde kerk was de publieke kerk geworden. Daarmee was de weg vrij voor de vestiging en uitbouw van kerkelijke gemeenten op gereformeerd-calvinistische grondslag. Die ontwikkeling ging het snelst in de steden. Daar voegden met name de machthebbers en stadsbestuurders zich al snel in de nieuwe politieke verhoudingen. Op het platteland liep het minder vaart.

Nootdorp en omgeving in 1573
Nootdorp was in 1573 een klein dorpje, eerder een gehucht. Het telde ongeveer 25 huizen. De huizen waren klein en veelal gebouwd van hout en leem (vakwerk) met een rieten dak.

De meeste daarvan stonden dicht bij elkaar rondom het kruispunt van de Molewech, Kerckwech en langs de huidige Dorpsstraat. Ook aan het eind van die Dorpsstraat en het begin van de Hondert Margenswech (nu: het Oosteinde) stonden enkele woningen. In de Dorpsstraat stond het eerste stenen gebouw van het dorpje: de kerk die in 1547 onder leiding van pastoor Jochems was gebouwd[1]Waarschijnlijk was ook het huis van de schout, dat precies tegenover de kerk lag, een stenen gebouw. Het huis diende tevens als herberg en is momenteel bekend als Stichting Zorgpunt Nootdorp..

Ontzet van Leiden, 1574

Ontzet van Leiden op 3 oktober 1574. Troepen van de prins varen over de ondergelopen polders van Delft langs Den Haag naar Leiden, onder bevel van admiraal Louis de Boisot. Spaanse belegeraars vluchten vanuit hun stellingen.

De Spaanse troepen hadden in 1573 Nootdorp bezet. Het fungeerde als een schans tegen de Delftse opstandelingen en als uitvalsbasis om te voorkomen dat vanuit Delft de Spaanse belegering van Leiden zou worden doorbroken. Na een kortdurende onderbreking bezetten de Spaanse troepen in 1574 Nootdorp opnieuw voor het tweede beleg van Leiden. De strijd om Leiden leidde op medio september 1574 tot een ordeloze vlucht van de Spaanse troepen uit Nootdorp[2]Het succes van de verdrijving van de Spanjaarden kwam mede voort uit een belangrijke aanval op de landscheiding boven Nootdorp onder leiding van Louis van Boisot.. Bij hun terugtocht staken zij de dorpskerk in brand. In een request enkele jaren later aan de Staten van Holland werd dit door het kerkbestuur beschreven: ‘Dorps schole ende Huijsinge van de pastorie geheel geruineert ende gedestrueert is geweest, de kercke verbrant’.

In de omgeving van het toenmalige dorp lagen nog andere gehuchten: Hoogeveen en Nieuwkoop met ongeveer 15 huizen en Nieuweveen, een lintvormige nederzetting langs de huidige Veenweg, met ongeveer 30 huizen. Nootdorp met zijn kerk en herberg vervulde een soort centrumfunctie voor deze andere gehuchtjes. Zij telden met Nootdorp tezamen ongeveer 500 inwoners, voornamelijk boeren en veenwerkers.

Ook al hadden de wegen en kades in die tijd al namen, toch moet men zich daar niet al te veel bij voorstellen. Het waren veelal smalle kadewegen, die het mogelijk maken te voet of te paard door het gebied te trekken. Bij nat weer waren ze nauwelijks begaanbaar. Het vervoer geschiedde voornamelijk met platte trekschuiten over de in het gebied lopende vaarten en tochten.

Vergeleken met het leven van de rijkere families op de landgoederen in de omgeving, was het leven van de meeste inwoners van Nootdorp hard. Mede door de grote schade aan de polderkades ten tijde van de strijd met de Spaanse troepen, waren grote delen van het gebied rondom Nootdorp onder water komen te staan.

Het merendeel van de grond was in handen van grootgrondbezitters, dat de inwoners van het dorp pachtten. De opbrengsten van het land waren deels voor eigen gebruik en werden voor het overige verkocht. Het gedolven veen werd na droging als turf afgevoerd en de andere producten uit Nootdorp werden met pramen vervoerd en voornamelijk afgezet in Delft: Nootdorp was immers ontstaan als ontginningsnederzetting vanuit Delft.

De andere veengehuchten Nieuweveen (de lintbebouwing langs de huidige Veenweg) en Hoogeveen, die niet vanuit Delft waren ontstaan, behoorden niet bij Nootdorp: het waren eigen ambachten. In 1575 was Maria Claesdr ambachtsvrouwe van Nieuweveen geworden terwijl Gerrit Melisz. van Hoogeveen als ambachtsheer over Hoogeveen de scepter zwaaide. Deze twee ambachten waren veel meer gericht op Den Haag en Leiden.

De hervorming in Nootdorp

Raadkamer Staten van Holland

Vergadering in de Raadkamer van de Staten van Holland in 1625

Toen de Staten van Holland in 1573 voor het hele gewest de openbare uitoefening van de rooms-katholieke religie verboden hadden, veranderde er voor Nootdorp vrij weinig. De strijd om de macht en de religie speelde zich hoofdzakelijk af in de steden. Slechts langzaam drong tot de dorpen door welke scherpe veranderingen zich in de steden voltrokken. De precieze ontwikkelingen in Nootdorp na 1573 zijn niet gedocumenteerd. Maar met de wel bekende gegevens is het mogelijk deze te reconstrueren.

Het is vrijwel zeker dat ook de inwoners van Nootdorp en de twee andere gehuchten nauwelijks aandacht hadden voor de politieke verwikkelingen, anders dan dat zij veel schade leden van de oorlogssituatie en zij blij waren dat zij (letterlijk en figuurlijk) het hoofd boven water konden houden. Vanuit de kerk in de Dorpsstraat, die toen nog was gewijd aan de H. Bartolomeüs, werden de inwoners van Nootdorp, Nieuweveen en Hoogeveen bediend door pastoor Heyndrik Aelbrechtszn. Tot de vernietiging van de pastorie door de Spaanse troepen in 1574 woonde de pastoor (waarschijnlijk) op plek waar nu nog steeds de domineeswoning staat. Voor een (beperkt) deel kon de pastoor leven van hetgeen hem door de parochianen werd toegestopt. Voor de rest moest hij in zijn eigen onderhoud voorzien, onder meer door het bewerken van de grond.

Heidelberger Catechismus: zondag één.

Heidelberger Catechismus, zondag één

Dorpskerk

Dorpskerk: detail van aquarel 17e eeuw.

Gedocumenteerd is dat de inwoners van de dorpen een vrij losse band hadden met de kerk. Het aantal actieve en regelmatige kerkbezoekers was klein. De belangrijkste activiteit van de pastoor was het toedienen van de sacramenten bij doop, huwelijk en overlijden.

Het is onbekend of pastoor Aelbrechtszn na de verwoesting van zijn huis in 1574 nog in Nootdorp bleef wonen of dat hij naar elders vertrok.

Met toestemming van de Staten van Holland verkocht het kerkbestuur omstreeks 1575 vier morgen[3]Een ‘morgen’ is een oppervlaktemaat die overeenkomt met 0,85 hectare. land om met de opbrengst daarvan de kerk te herstellen: ‘voor optimmeringe van de afgebrande Kerke’.

Op 10 januari 1577 namen de Staten van Holland opnieuw een resolutie aan dat ‘alle de inkomsten van de pastorijen binnen elken quartiere van Hollandt ten platten lande als Zuidthollant, Rijnlandt, Delflandt, Schielandt’ tezamen onder één ontvanger werden gebracht: het Geestelijk Kantoor van Delft was een feit. Uit die inkomsten werden vanaf toen de predikanten betaald. De kerkmeesters van de afzonderlijke kerken stonden vanaf dat moment onder curatele: elk besluit over de kerkelijke bouwwerken, de verpachting van gronden die de kerk in bezit had, de benoeming van een predikant en de salariëring liep via dit kantoor. Uit jaarrekeningen van de kerkmeesters van Nootdorp blijkt dat de dorpelingen zich snel bij deze nieuwe situatie hebben neergelegd.

In datzelfde jaar werd het Nootdorpse kerkgebouw weer hersteld en stelden schenkingen de dorpsgemeenschap in staat de kerk opnieuw in te richten. Of vanaf dat jaar vanuit de classis van Delft ook daadwerkelijk ‘de nieuwe religie’ werd gepreekt, is niet helemaal duidelijk. Wel is gedocumenteerd dat in 1582 ‘die van Nootdorp’ geluisterd hebben naar de predikant Alardus van Alphen[4]Het was in die tijd zeer gebruikelijk dat zowel rooms-katholieke als gereformeerde predikers op gezette tijden naar de dorpen gingen om daar Gods woord te preken en om sacramenten te bedienen..

Jan Barentz, de eerste dominee
In 1556 kreeg het aristocratische gezin van Barent van Voorburgh, dat woonde in Voorburg, een zoon: Jan Barentsz[5]Tot het gezin behoorde ook de zoon Jacob, die later zou huwen met Maria Adriaensdr van Pijnacker.. Zoals veel vooraanstaande families sloot ook het gezin Van Voorburgh zich in het midden van de zeventiger jaren aan bij de hervormingsbeweging. Zoon Jan Barentsz werd in 1581 als ouderling aangewezen en vervulde die functie in Voorburg tot 1583. In die periode studeerde hij theologie. Nog voor zijn predikantsexamen preekte Jan Barentsz op 19 mei 1583 in de Dorpskerk van Nootdorp. In juli 1583 legde hij zijn examen met succes af voor de classis van Delft.

Het optreden van Jan Barentsz markeert het begin van de hervorming in Nootdorp. Hoewel dit niet is gedocumenteerd, mag worden aangenomen dat hij waardering kreeg en dat hij de reformatie in Nootdorp voorbereidde. In 1585 sloot Nootdorp zich aan officieel aan bij de classis in Delft, waarna die classis overging tot de benoeming van hem als de eerste officiële predikant in Nootdorp. Op 29 mei 1585 aanvaardde Jan Barentsz zijn beroeping.

Predikantenbord in de Dorpskerk

Deel van het predikantenbord in de Dorpskerk in Nootdorp. Op de eerste plaats Jan Barentsz. Op de vijfde plek zijn zoon Jacobus.

De eerste twee jaren werkte hij vanuit Voorburg. Hij had nog geen woning in Nootdorp omdat ‘des Pastoors Huisinge gedurende den oorlog afgebrant is geweest’. Wanneer de inwoners van Oudewater hem ongeveer in 1586 wilden beroepen als predikant, had hij in Nootdorp al een goede naam opgebouwd. Toen de Nootdorpers de classis vroegen om niet in die beroeping te bewilligen, wilde de classis wel goedkeuren dat hij in Nootdorp bleef werken, maar dan moesten ‘die van Nootdorp’ een huis voor hem bouwen en ‘naarstig in de kerk komen’. Aan dit verzoek kwam het kerkbestuur tegemoet en uit de verkoop van vier morgen land werd een nieuwe domineeswoning gebouwd op de hoek van de Molewech en de Kerckwech. In de loop van 1587 betrok de predikant zijn woning in Nootdorp. In dat zelfde jaar trouwde Jan Barentsz met Geertje Jans. In dit huis werd ongeveer 40 jaar later Maria van Oosterwijck geboren als kleindochter van Jan Barentsz. Zij werd op latere leeftijd een succesvolle kunstschilderesse.

Jan Barentsz vervulde gedurende vijf jaar zijn eerste betrekking als predikant in Nootdorp tot 1590. In dat jaar werd hij beroepen tot predikant in Overschie, waar hij tot 1599 zou staan.

In Overschie werden zijn drie kinderen geboren, die de volwassen leeftijd zullen bereiken: twee dochters, Geertje[6]In registers ook geschreven als: Geertgen of Grietgen en Gooltje[7]In registers ook geschreven als: Goeltge, Gooltgen of Gooltge en Jacobus[8]Jacobus zal in 1623 worden benoemd als 5e predikant van Nootdorp. In 1598/ 1599 beriep de gemeente Delft Jan Barentsz. De zogenaamde losmaking ging niet gemakkelijk. Overschie liet onomwonden blijken dat zij niet echt blij was met de deputatie uit Delft, bestaande uit leden geliefde voorganger niet graag liet gaan. Daarop antwoordde Delft met een lange vermanende brief. De beroeping ging overigens door en in 1599 verhuisde het gezin Barentsz naar Delft.

Tot zijn dood op 53 jarige leeftijd zou hij daar predikant blijven. Van Jan Barentsz is het geschrift Neghen predicatiën (…) waarinne (…) ghehandelt wort van de predestinatie bewaard gebleven. Deze bundel werd drie jaar na zijn dood in 1612 uitgegeven door een drukker/boekhandel in Dordrecht.

Grafsteen Jan Barentz

Tekening van de grafsteen van Jan Barentz in de Nieuwe Kerk in Delft met het familiewapen. Afbeelding uit het boek van Willem van der Lely.

Na zijn overlijden op 30 juli 1609 werd Jan Barentz begraven in de Nieuwe Kerk van Delft. Daar is nog steeds zijn grafsteen op het koor van die kerk te bezichtigen. De zerk meet 175 x 88 cm. In een cirkel is een wapen afgebeeld met daaronder de tekst:
“Hier leyt begraven Jan Barentsz van Voorburch, Dienare des Goddelicken woorts binnen Delft oudt LIII jaer en het predicampt bedient hebbende den tijd van XXVI jaeren starf den XXX Julij ao MVIcIX”.

Zoals bij de meeste stenen in de Nieuwe en Oude Kerk werd ter uitvoering van een ordonantie uit 1795 het eigenlijke wapen op de grafsteen weggekapt. Gelukkig heeft een Willem van der Lely in 1768 van alle toentertijd voorkomende zerken en graven de teksten genoteerd en de wapens of zegels zorgvuldig nagetekend. Dit boek wordt in het gemeentearchief van Delft bewaard. Daaruit blijkt dat het familiewapen bestaat uit drie ongesnoerde hoorns.

Het graf stond in 1625 nog op naam van zijn weduwe Geertje Jans. Het behoorde later toe aan de familie Van Oosterwijck, doch voor zover bekend is nadien niemand meer in het graf bijgezet.

De ontwikkelingen na de reformatie in Nootdorp
De min of meer geruisloze reformatie van Nootdorp vond geen aanwijsbare weerklank bij de bewoners van Nieuweveen en Hoogeveen. Hoewel de classis van Delft bij de benoeming van Jan Barentsz aangaf dat ‘… te hopen is dat de afgoderije ende superstitiën, aldaer gepleeght, ophouden sullen’ en dus dat ook de aanhangers van de rooms-katholieke religie in deze streek, die als vanouds ook gebruik maakten van de Dorpskerk, zich zouden aansluiten bij de nieuwe religie, was dat maar mondjesmaat het geval. Het algemene verbod op de rooms-katholieke eredienst uit 1573 werd niet overal met dezelfde strengheid gehandhaafd. In tegenstelling tot andere delen van het gewest, waren de stadsbesturen van Delft en Den Haag relatief liberaal ten opzichte van de katholieke mensen. In de lagere klassen binnen de steden bleef de aanhang van het rooms-katholieke geloof relatief groot en werden (tegen betaling) katholieke kerkdiensten gedoogd.

Voor de brede onderlaag in de dorpen, die ook geen aanwijsbaar belang had om van religie over te stappen, bleef veel bij het oude. De in Leuven opgeleide priester Sasbout Vosmeer keerde rond 1580 in zijn geboorteplaats Delft terug om de wederopbouw van de katholieke kerk in Delft en omgeving weer ter hand te nemen. Hij gaf met succes leiding aan een langzaam groeiend aantal priesters. Met name in de dorpen konden deze rekenen op de steun en bescherming van de adellijke grondbezitters. Vanaf 1595 namen de Jezuïeten een belangrijk deel van die taak op zich en trokken van dorp naar dorp. Een der eerste Jezuïeten waren de Delftenaar Cornelis Jacobsz. en de uit Brugge afkomstige Nicolaas van Dorp.

De ambachtsvrouw van Nieuweveen en de ambachtsheer van Hoogeveen zagen geen aanleiding om handelend op te treden. Vrijwel zeker wordt vanaf 1585-1590 een alternatief gevonden voor het feit dat men niet meer in de kerk in de Dorpsstraat terecht kon voor de Rooms-katholieke eredienst. Men hield in een huis of schuur langs de Veenweg ‘geheime’ katholieke bijeenkomsten. In het begin van de 17e eeuw werd er zelfs ‘oock een nieuu huijs getimmert tot Nieuveen tot den Afgodendienst’. Ondanks de beroeringen daarna en de taaie spanning tussen het voornamelijk gereformeerde Nootdorp en de meer katholieke buurtschappen groeide er toch een acceptatie van elkaars overtuiging.

Het resultaat van deze ontwikkeling is tot op de dag van vandaag nog zichtbaar: de katholieke kerk aan de Veenweg en de protestants-christelijke kerk in de Dorpsstraat.

Bron: Janssen, Noud (2004) “Nootdorp en de Reformatie”, Nieuwsbrief Noitdorpsche Historiën, 3e Jaargang, nr. 1, 2 en 3.

Voetnoten

Voetnoten
1 Waarschijnlijk was ook het huis van de schout, dat precies tegenover de kerk lag, een stenen gebouw. Het huis diende tevens als herberg en is momenteel bekend als Stichting Zorgpunt Nootdorp.
2 Het succes van de verdrijving van de Spanjaarden kwam mede voort uit een belangrijke aanval op de landscheiding boven Nootdorp onder leiding van Louis van Boisot.
3 Een ‘morgen’ is een oppervlaktemaat die overeenkomt met 0,85 hectare.
4 Het was in die tijd zeer gebruikelijk dat zowel rooms-katholieke als gereformeerde predikers op gezette tijden naar de dorpen gingen om daar Gods woord te preken en om sacramenten te bedienen.
5 Tot het gezin behoorde ook de zoon Jacob, die later zou huwen met Maria Adriaensdr van Pijnacker.
6 In registers ook geschreven als: Geertgen of Grietgen
7 In registers ook geschreven als: Goeltge, Gooltgen of Gooltge
8 Jacobus zal in 1623 worden benoemd als 5e predikant van Nootdorp