Gemeenteveldwachters
Bijsterveld had een deel van dit raadhuis gehuurd en woonde er met zijn gezin. Hij deed dienst van 1897 tot 1928 en werd opgevolgd door P.C. (Piet) Bolk.
Inmiddels bestond er een heuse opleiding voor agent of veldwachter van een jaar met een landelijk erkend diploma als beloning. Wilde je inspecteur worden, dan duurde dit twee jaar.
Bolk werd in Nootdorp af en toe geassisteerd door G. Remijn, die in 1936 als rijksveldwachter in Pijnacker was aangesteld en later groepscommandant zou worden. Hij hielp Bolk bijvoorbeeld met het opmaken van processen-verbaal, want daar had deze moeite mee. Bolk was, aldus de overlevering, een goedgelovig mens met een goed hart. Alle mensen waren voor hem gelijk, ook NSB-ers. Hij werd zelfs lid van de partij.
In het begin van de oorlog telde Nootdorp nog een veldwachter, Opdam. In 1941 werden zowel Bolk als Opdam met een aantal burgers gearresteerd door de Sicherheitspolizei, omdat er pamfletten gericht tegen Mussert waren verspreid. De veldwachters hadden verzuimd uit te zoeken, wie hiervoor verantwoordelijk waren.
Alle arrestanten zaten enige weken vast in de gevangenis in Scheveningen. Bolk werd al snel vrijgelaten, als lid van de NSB was hij niet verdacht. Opdam kreeg vijf maanden gevangenisstraf en werd overgebracht naar Waddinxveen. Burgemeester Schölvinck, ontheven van zijn taak, werd opgesloten in het gijzelaarskamp in St.Michielsgestel. In Nootdorp kreeg Bolk, die inmiddels hoofdwachtmeester bij de marechaussee was geworden, hiervan de schuld.
Toch oordeelde men over het algemeen mild over hem. Hij zag namelijk veel door de vingers, waarschuwde de Nootdorpers voor Duitse maatregelen of bemiddelde bij razzia’s, waarbij het hem lukte mensen vrij te krijgen. In 1943 werd Bolk overgeplaatst naar Overzande in Zeeland en in 1944 keerde hij terug.
Hermandad na de oorlog
De gemeenteveldwachter P.C. Bolk kwam in 1944 als hoofdwachtmeester der marechaussee in Nootdorp terug. In dit jaar kwamen de Nootdorpse politiemensen wederom in het nieuws. Volgens de officiële lezing kwam een groepje Duitse soldaten op de boerderij van Willem Mooijman aan de Veenweg levensmiddelen opeisen. Zij zetten hun eis kracht bij door te schieten. Een knecht rende weg en belde bij Piet Mooijman de politie.
De marechaussee was snel ter plaatse in de persoon van Commandeur, die later postcommandant van de Rijkspolitie Nootdorp zou worden. Hij woonde namelijk aan de Rijksweg vlakbij de Veenweg. Commandeur probeerde de Duitse aanvoerder te kalmeren. Even later arriveerde ook Bolk, die een Heil Hitler gebaar maakte, dat echter door de Duitser als een bedreiging werd opgevat. Hij schoot en raakte Commandeur in zijn dijbeen. Bolk schoot terug en verwondde de Duitser zo ernstig, dat deze in de loop van de nacht overleed. Commandeur herstelde in het ziekenhuis voorspoedig en de zaak liep met een sisser af, omdat bleek dat de Duitsers op eigen houtje aan het fourageren waren.
In september 1944 moesten huizen aan de Veenweg geruimd worden en deze taak kreeg Räumingskommissar in Duitse dienst, Dijkers uit Rotterdam in de schoenen geschoven.
Het hoofd van de secretarie, Van Eerd, stelde politieman Lubbert Brouwer voor om deze Dijkers op te sluiten en hem te beschuldigen van zwarte handel in levensmiddelen.
Het lichaam van Dijkers werd in jute zakken gewikkeld en verstopt in een duiker onder de Rijksweg. Nadat Brouwer de chauffeur had vrijgelaten, ging deze direct het hele verhaal vertellen aan de Duitse politie in Rotterdam, hoewel hij had beloofd erover te zwijgen. De Sicherheitsdienst arresteerde Brouwer en verhoorde hem in het raadhuis. Commandeur was ook in het gebouw en hij hoorde op een gegeven moment geschreeuw en schoten. De Duitsers hadden Brouwer met een pistool mitrailleur doodgeschoten. Zie ook het artikel over Lubbert Brouwer.
De organisatie van Landelijke Knokploegen besloot dat Blok uit de weg geruimd moest worden. Er werd een aanslag op hem gepleegd in het donker bij de molen, maar die mislukte. Bolk schoot zijn aanvaller, Maarten de Hoog (vermoedelijk degene die Dijkers had doodgeschoten) in het hoofd. Deze heeft dit op het nippertje overleefd. Bolk werd na de bevrijding gevangen gezet, kwam in 1946 weer vrij en werd ontslagen uit de politiedienst.
In Pijnacker was tijdens de oorlog aan de Emmastraat een bureau voor de rijksveldwacht geopend. De latere groepscommandant Remijn had daar de beschikking over een motor met zijspan; zijn vrouw moest – tegen vergoeding- de arrestanten eten geven.
Discipline en gezag
Na de oorlog kregen de kleinere gemeente een Rijkspolitie. Organisatie en omgangsvormen waren op militaire leest geschoeid, dus discipline en gezag. Het uniform was blauw en zwart en het logo, een springende granaat, leek op dat van de Koninklijke Marechaussee.
Het is een ereteken dat uit Frankrijk stamt (van de grenadiers) en dat in 1806 in Nederland was ingevoerd.
Personeel was er genoeg, maar het ontbrak aan materieel, zoals uniformen. Daarom droegen veel politiemensen alleen een armband met de letter P. Rijkspolitiepost Nootdorp viel na de oorlog onder de groep Leidschendam.
In 1950 kwam Gerrit Gruis in dienst van de post Nootdorp. Hij ging in de kost bij het gezin van Commandeur, waar hij in het huis aan de Rijksweg een kamertje kreeg. Commandeur zelf was niet thuis. Hij bleek overspannen te zijn en werd elders verpleegd. Volgens Gruis had dit te maken met de oorlog. Wachtmeester Arie Pronk was plaatsvervangend postcommandant en verder werkte in Nootdorp wachtmeester Van Lenteren. Gruis werd al snel overgeplaatst naar Pijnacker. Arie Pronk ging later bij de districtsrecherche werken. Hij werd opgevolgd door de nieuwe postcommandant Groeneweg.
In die tijd had de politie de beschikking over reservisten, Nootdorpers die een uniform kregen en in hun vrije tijd de agenten assisteerden. Dit was niet altijd een voordeel. Bekend is het verhaal van de reservist die een bloemenzaak had en een jongen bekeurde, die zonder licht op zijn fiets reed. De volgende dag kreeg de reservist van de moeder van deze jongen te horen, dat zij nooit meer bloemen bij hem zou kopen.
Elke politieman had een eigen fiets, maar er werd ook lopend gesurveilleerd. Daarbij waren zij ’s nachts altijd met z’n tweeën. Tijdens de surveillance kwamen de agenten op bepaalde controlepunten bij elkaar, want dit was de enige mogelijkheid om gegevens uit te wisselen.
Zo’n controlepunt was bijvoorbeeld de Gouden Star aan de Kerkweg (nu Eetcafé 1837).
Grote zaken deden zich nauwelijks voor. Arrestanten werden lopend naar het bureau gebracht. De enige geruchtmakende zaak was die van een zekere dokter Opdam uit Berkel, die zijn vrouw vergiftigd zou hebben, maar dit nooit heeft bekend.
In de jaren 50 kreeg de rijkspolitie steeds meer te maken met incidenten, die zich afspeelden rond de rijkswegen 12 en 13. Zo schreef burgemeester Schölvinck in 1952 een brief aan de Commissaris der Koningin over de toename van zedendelicten langs de rijksweg 12 tussen Voorburg en de Veenweg. Volgens de burgemeester konden vrouwen en meisjes geen gebruik maken van het fietspad zonder geleide. Het risico was te groot. Hij stelde voor een politiewoning te bouwen in het midden van dat gedeelte van de rijksweg.
Uit dagrapporten blijkt dat de agenten van het postbureau Nootdorp inderdaad een aantal schennisplegers langs die weg hebben aangehouden, zoals in 1958 nabij de Gobrug een soldaat van de luchtmacht, rijdende op een zwarte bromfiets.
De post Delfgauw beschikte over een zware Harley Davidson motor, speciaal om rijksweg 13 in de gaten te kunnen houden. Deze weg was slecht verlicht en de agent moest na een aanrijding vaak in het donker met slecht weer op pad. Hij had alleen een kleine dienstzaklamp en voor de wegafzetting twee stormlantaarns. In Delft beschikte de gemeentepolitie over veel beter materiaal, dus die werd vaak te hulp geroepen. Na de grenswijzing van 1957 liep rijksweg 13 voortaan geheel over Delfts grondgebied.
In Nootdorp kreeg de schooljeugd verkeersles, gegeven door politiemensen. Zij controleerden tevens de fietsen en hielpen bij de verkeersexamens.
In 1956 werd in Pijnacker het Witte Huis als nieuw gemeentehuis in gebruik genomen en kreeg de rijkspolitie daar een aparte zijvleugel. In deze periode werd er gesurveilleerd op de fiets of op de motor (al dan niet met zijspan). Wachtmeester Vliem reed op zo’n motor met zijspan, hetgeen nog niet zo makkelijk was. Toen op de Veenweg bij de kerk een automobilist voor hem afremde voor overstekende eenden, belandde Vliem en zijn bakkenist in de sloot.
Jaren 60
Rond 1965 kreeg de groep Pijnacker pas de eerste surveillance auto, een blauwe Ford Taunus bus met een wit dak, eigenlijk een ME-busje. Doordat de auto zo windgevoelig was, reden de agenten altijd met een kist zand achterin. Na twee jaar kwam er een Volkswagenbusje en een blauwe Kever, later een Fiat 127.
In de tijd van de krakersrellen in 1966 kwam de Amsterdamse politie zoveel handen tekort, dat ook Nootdorpse en Pijnackerse agenten daar werden gedetacheerd. Zij kwamen terug met de wildste verhalen. Wachtmeester Dirk Eekhout volgde een opleiding als ME-er en werd als zodanig ingezet bij de bezetting van de Indonesische ambassade in Wassenaar in 1970. Zuid Molukkers schoten zijn Wassenaarse collega Molenaar dood. Eekhout lag in dekking achter het tuinhek en de kogels floten hem om de oren. Toen de bezetters zich overgaven hielp hij met ontwapenen en afvoeren.
De groepscommandant van de groep Pijnacker, George Remijn, werd in 1968 opgevolgd door Jan Holtslag. Overvallen vonden in die tijd nauwelijks plaats, maar in 1970 was het toch goed raak, toen het postkantoor van Delfgauw door twee gewapende en gemaskerde mannen werd overvallen, die 5000 gulden buitmaakten. Nog diezelfde dag werden zij gegrepen.
Terwijl zich dit alles in onze omgeving afspeelden, was onze eigen Nootdorpse post in 1958 ingedeeld bij de groep Zoetermeer. Opper Groeneweg werd overgeplaatst naar Pijnacker. Zijn opvolger was M.B. van Mulken uit ’s-Gravenzande.
Bij Nootdorpse activiteiten, zoals de luchtvaartshow Ypenburg (ILSY), de Oranjefeesten, de kermis, de disco’s in het Witte Paard, de paardenkoersen en de wielerronden kwam er assistentie uit het district, meestal bereden politie. Agenten uit Pijnacker, die hielpen met de parkeercontrole tijdens de paardenkoersen, kregen altijd een waardebon van een riks, waarmee ze in het wedkantoor konden gokken.
In 1961 werd het gemeentehuis in Nootdorp verbouwd en kregen Van Mulken en wachtmeester Van Essen onderdak in een blauw/grijze keet aan de Sportparkweg. In 1965 verhuisde deze keet naar de Hof van Delftstraat waar later de nieuwe politiepost werd gebouwd.
Noodgebouw
In zijn politieverslag van 1964 klaagde de burgemeester over de slechte bezetting van zijn post (2 man) en over de materiële voorzieningen. Volgens hem hadden zijn agenten alleen een houten nood politiebureautje, geen cellen en een oude motorfiets met zijspan.
Pas in 1970 kwamen aan deze gebrekkige omstandigheden een eind, want toen werd op nr. 3 door Van Venrooij het nieuwe postbureau gebouwd (naast het huidige appartementen complex) met twee dienstwoningen. Kosten: 280.000 gulden. Toen kwam ook de post Nootdorp weer bij de groep Pijnacker. Van Mulken was inmiddels geschorst; dit als gevolg van zijn ruzie met een berucht Nootdorps gezin, waarbij hij overspannen raakte en buiten zijn boekje ging. De nieuwe postcommandant heette Nico Wijburg en hij ging naast het bureau wonen. Dirk Eekhof bewoonde het tweede huis. Van Essen werd vervangen door Cor Dijkhuizen en als vierde man kwam Eus Smits erbij.
Overdag was het bureau bezet, maar bij uitruk gesloten. Een eventuele arrestant in de cel kon – indien nodig – van de telefoon gebruik maken. De vrouwen van de agenten zorgden voor het eten voor de arrestanten. De motor was teruggegeven aan Zoetermeer, dus de agenten hadden alleen hun fiets, maar in 1970 kregen zijn een blauwe Volkswagen kever.
Deze auto was geen lang leven beschoren. Op rijksweg 12 zat een auto tegen de vangrail. Eekhof rukte uit met de Kever, een fietser stak vlak voor hem over en de Kever belandde tegen een bij de halte stilstaande bus. Kever totall loss. Eekhof en de fietser ongedeerd.
De post Nootdorp moest vaak uitrukken voor ongevallen op rijksweg 12. Meestal gebeurde dit per fiets en zonder verbindingsmiddelen. De enige mogelijkheden tot contact vormden de praatpalen van de ANWB.
Oud en Nieuw
In 1973 werd postcommandant Wijburg opgevolgd door Pier Jan Hettema. In december van dat jaar beleefde Nootdorp een hectische oud- en nieuwviering. Op de hoek van de Veenweg en de Delflandstraat brandde een groot vreugdevuur van kerstbomen en autobanden, dichtbij de gevel van de winkel van Boonekamp. Postcommandant Hettema en nog drie wachtmeesters waren ter plaatste en verzochten de brandweer het gevaarlijke vuur te blussen. Een groep jongeren bekogelden brandweer en politie met stenen, waarbij de brandweermensen gewond raakten. Hettema trok zijn pistool en vuurde vijf schoten in de lucht af. Het merendeel van de ongeveer 100 omstanders sloeg op de vlucht.
De postcommandanten in Nootdorp wisselden tamelijk snel: in 1978 hadden we hier Willem van den Berg en in 1980 Arie Bezemer. Groepscommandant Holtslag werd opgevolgd door Willem Vermeulen, die in Pijnacker inmiddels aan de Korteweg 5 over een nieuw bureau kon beschikken. De postleden uit Nootdorp gingen ook steeds meer vanuit dit bureau werken, dat veel meer faciliteiten had. Behalve Bezemer bestond de groep uit de wachtmeesters Willem van Prooijen, Jaap Laay en Leo v.d. Hulst. Later kwamen er vier jonge wachtmeesters bij, te weten Gerrit Bonke, Peter Geerdink, Theo Verwey en Ron Gerritsen. De post was nu een zelfstandige eenheid en er heerste een prima sfeer.
In de loop van de jaren 80 werd de post zelfs uitgebreid naar tien man en kwam opper Henk Hilbers de groep versterken. Men had veel werk aan het verkeer (Brasserskade, A 12 en drie spoorwegovergangen). Alle aandacht vroegen ook de wekelijkse dansavonden in het Witte Paard, waarbij bezoekers nogal eens op de vuist gingen. en de paardenkoersen. De oudejaarsvieringen waren berucht. Bezemer heeft eens bij de kruising Oudeweg dertien uitgebrande autowrakken geteld. Soms kwamen de auto’s al brandend aanrijden. De sfeer was vaak grimmig. Evenmin was er gebrek aan diefstallen, inbraken en vernielingen.
In 1993 werd de Nootdorpse post opgeheven en verrichtten onze agenten met uitzondering van een spreekuurfunctie hun politiewerk vanuit Pijnacker.
Bij de grote reorganisatie van de Nederlandse politie werden Pijnacker en Nootdorp in 1994 onderdeel van het korps Haaglanden. Een en ander resulteerde in een zelfstandig bureau Pijnacker/Nootdorp en een nieuw politiebureau aan de Nootdorpseweg 5 (2005) dat ongeveer 80 dienders kan huisvesten.
Vergelijk dit eens met de komst van onze veldwachter Bijsterveld in 1897!
Bron: Dienen in Pijnacker-Nootdorp door de eeuwen heen, door Lex de Vroedt