Draf- en Rensport

Iedereen die voor 1999 in Nootdorp woonde, zal waarschijnlijk uit het hoofd de mars kunnen zingen die op woensdagmiddagen door het dorp schalde als er werd gedraafd werd op de renbaan. Het was de Amboss-Polka oftewel Aambeeld Polka, de parademars in draf. Rees van der Lubbe vertelt over de Draf- en Rensport in Nootdorp.

Gelderlander

Gelderlander geschilderd door Otto Eerelman (1839–1926)

Hij was zelf een actief deelnemer. Van der Lubbe maakte duidelijk dat de “paardenrenbaan” vanaf de oprichting in 1950 tot aan de laatste koersdag in 1999 een wezenlijk onderdeel vormde van de Nootdorpse gemeenschap. Aan het eind van de 18e eeuw werden er al draverijen gehouden langs de Brasserskade, waarvoor kasteleins, paardenfokkers en veeartsen prijzen uitloofden, zoals de zilveren zweep. Rond 1910 reed een enkeling rond in een sulky, zoals veehouder v.d. Sande en vee verloskundige Tetteroo. Paarden, meestal een Gelderlander, werden beslagen door hoefsmid v.d. Poel aan de Dorpsstraat. Het waren mooie paarden, die men ook gebruikte om mee naar de kerk te rijden, zodat er aan de Veenweg tegenover de Bartholomeuskerk speciale stallingen waren gebouwd. Op een weiland langs de Dorpsstraat/Oosteinde reed een enkeling met een sulky, dit was tegenover café De Zon.

Sportvelden
Van der Lubbe legde uit, dat de term Draf- en Renvereniging eigenlijk niet juist is, maar werd gebruikt omdat het landelijk overkoepelend orgaan ook zo was genoemd. Op de Nootdorpse baan is nooit gerend, maar toch sprak iedereen van “de renbaan”.
Het rennen vond zijn oorsprong in Engeland, waar de adel, meestal militairen, wedstrijden hield door bijvoorbeeld van dorp naar dorp of naar kasteel te racen. De drafsport komt voort uit de wereld van de stalhouderijen, de veehouders en de hoefsmeden.

Sportpark met Drafbaan

Sportpark met Drafbaan, ca. 1951

Draverij in 1951

Draverij in 1951

De Nootdorpse gemeenteraad besloot rond 1950 om de sportvelden (2 voetbalvelden), die langs de A12 lagen, te verplaatsen naar het centrum van het dorp. Han Post, die met zijn sulky een route langs de ’s Gravenweg placht te volgen, verstuurde ruim 70 oproepen om naar een vergadering te komen met het doel rondom deze sportvelden een renbaan aan te laten leggen.
Het kostte moeite maar het lukte, vooral ook dankzij de steun van burgemeester Schölvink en de Arie v.d. Sande (boer aan de Veenweg, loco-burgemeester). Als penningmeester kwam Huub Starmans (gemeente-ambtenaar) in het bestuur.
Het startkapitaal van 4000 gulden werd bijeengebracht door het uitgeven van aandelen en de eerste koersdag trok al direct zeven duizend bezoekers, die goed waren voor een toto-omzet van 23.000 gulden.
Ondanks dit ogenschijnlijke succes kreeg de Nootdorpse baan toch te kampen met tekorten, die soms door de gemeente werden voorgeschoten. De slechte grasbaan werd verhard en uitgebreid richting Kerkweg. Na een moeizame aanloop van een jaar of zes, verbeterde de situatie, mede doordat Piet Vergeer sr. in 1960 het Witte Paard gaat exploiteren. Er kwam een apart terrein voor de veewagens, benevens instant boxen voor de paarden.
Ornament van Stal Arctic aan het Koelhuis.

Ornament van Stal Arctic aan het Koelhuis.

In 1965 bracht Koningin Juliana een bezoek aan de renbaan. Cracks traden aan in Nootdorp, waarmee zowel de paarden (Quick Silver S, Kees Verkerk) als de pikeurs (Guus Knijnenburg e.a.) worden bedoeld. Han Post had een eigen stal (Arctic) aan de Kruisweg.
In 1966 kreeg de baan verlichting en successievelijk volgden vergroting van het totalisatorgebouw en van het Witte Paard. In de jaren tachtig vonden de automatisering van de totalisator en het bouwen van een jurytoren op de middenbaan plaats.
Van der Lubbe vertelde ook over enkele markante figuren uit de Nootdorpse historie van de Draf- en Rensport, onder wie behalve bovengenoemden ook Frits Deiman behoorde, die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt, vooral met het werven van sponsors.
Burgemeester Schartman kreeg via de bouw van winkelcentrum Parade tenslotte de Zwarte Piet toegespeeld, aldus v.d. Lubbe, maar de ondergang van de Nootdorpse baan was zeker niet zijn schuld, maar al voordien landelijk bepaald. Men vond dat een kleine baan, die niet draaide op professionaliteit maar op zeer kundige liefhebbers, eigenlijk niet meer kon bestaan. Bovendien had de sport, al vanaf het begin, te lijden onder een minder gunstig imago, dat van het clandestiene wedden en de bookmakers. Niettemin is er hard maar tevergeefs geknokt om de baan te behouden.

Draverij

Draverij